“Ik heb nog nooit een huis ontworpen.”
Yvonne Segers-van Wilderen legt meteen uit dat architectuur veel meer is dan het ontwerpen van woningen, of zelfs gebouwen. “Als architect maak je ruimtes.” Dat deed zij bijvoorbeeld bij Museum de Fundatie in Zwolle (een wolk van een opbouw) en bij Museum van Bommel van Dam (die opvallende duikbril). Segers-van Wilderen vertelde ons wat het vak van architect zo bijzonder maakt.
Wat kan architectuur betekenen voor mensen, denk je?
“Heel veel, zelfs als mensen er niet meteen bij stilstaan. Denk maar eens aan (landschaps)architectuur bij begraafplaatsen. Op zo’n plek moet alles kloppen, de routing, de sfeer van het gebouw. Daar geef je met de ruimte letterlijk alle ruimte aan het verdriet van mensen. Het lijkt misschien een heel concreet en technisch beroep, maar we zijn bij ieder gebouw heel erg met mensen en emoties bezig.”
Hoe beschrijf jij jouw beroep?
“Als architect ben je een soort spil in een heel proces. Bij BiermanHenket beginnen we bijna altijd met een bestaand gebouw. Dan bekijken we de ontstaansgeschiedenis en hoe is het gebruikt. We proberen ons in te leven in de gebruikers en de nieuwe functie. Dat smelten we samen tot een verhaal. Het is heel leuk om lijntjes te leggen tussen toen, nu, en de toekomst. Je bouwt tenslotte niet alleen voor vandaag, maar wilt juist iets maken dat nog lang vooruit kan en zonodig nog eens aangepast kan worden.”

Wat is in jouw ogen de superpower van een architect?
“Ik vind het heel mooi dat je als architect gebruikskunst maakt. Dat je niet alleen dingen creëert die mooi zijn, maar dat je ze ook kunt gebruiken. Architectuur is heel bepalend: het licht, de hoogte, kleuren en materialen. Vaak hebben mensen dat helemaal niet door. Ze komen een ruimte binnen en oriënteren zich op punten die van tevoren allemaal al bedacht zijn.”
Iets verrassends geleerd in je carrière als architect?
“Misschien zou het niet verrassend moeten zijn, maar het wordt in je studie nooit zo benoemd: als architect moet je bovenal een communicator zijn. Je maakt een gebouw niet alleen, je moet constant je idee communiceren, met de opdrachtgevers, gebruikers, met je team. Het start met die eerste sprankel, dat eerste concept, en als iedereen ervoor gevallen is, ga je daar jarenlang samen aan werken. Je moet mensen kunnen meenemen, dat verhaal steeds willen vertellen. Anders hou je het niet vol.”


Wat maakt werken als architect zo bijzonder?
“Dat je ontwerp er uiteindelijk echt staat. Ik zou niet graag een onderzoeker zijn die uiteindelijk alleen een ‘papieren’ rapport neerlegt. Zo’n gebouw, het groeit, je kunt het gebruiken, je kunt zien hoe het licht werkt. Mensen gaan er doorheen bewegen, en die hebben helemaal geen last van jouw verhaal, of van wat je allemaal bedacht had, die gaan het gewoon gebruiken en dat is het allerbelangrijkste.”
Wat is het leukste aan jouw beroep?
“Kijken of we met z’n allen dingen kunnen bedenken om het vak verder te brengen. Dat lukt nooit in één gebouw, op alle vlakken tegelijkertijd, maar je kunt wel kijken of je op bepaalde punten kunt vernieuwen en verbeteren. Bij elk gebouw kun je het vak verder vooruithelpen door de liefde die je in details of materialen stopt. Dat voelt wel als kunst maken.”